Van de Groote Gulde tot het heden

De Koninklijke en Nobele Aloude Grote Gilde des Kruisboogschutters van Onze-Lieve-Vrouw aan de Zavel, zoals ze thans ietwat hoogdravend genoemd wordt werd door de Brusselse bevolking als de “Grote Gilde” bestempeld.

De Gilde van de kruisboogschutters schaarde onder haar banier de grootste namen van Brabant en breidde zich samen met het Hertogdom stelselmatig uit. In de 13e eeuw beheerste de machtige hertog van Brabant, leenman van het  wankelend Heilig Rooms Keizerrijk, de huidige provinciën Zuid en Noord Brabant, Antwerpen, Zuid en Noord Limburg tot aan de Rijn, maar was omringd door een coalitie van belanghebbende rivalen, zowel de Koning van Frankrijk en zijn leenman de Graaf van Vlaanderen, als de Prinsbisschop van Luik en de keizer van het Heilig Rooms Rijk, zelf die allen aangetrokken werden door de centrale ligging van Brabant of die wilde beletten dat de Hertog een te grote Invloed zou krijgen.
Hertog Hendrik regelde de kwestie gedeeltelijk door zijn huwelijk met een dochter van de koning van Frankrijk, maar voor het overige had hij een grote behoefte aan goed afgerichte en goed bewapende soldaten. Vandaar zijn zorg voor de wapengildes waaronder de kruisboogschutters de grootste faam verwierven door hun handigheid en ook door de hoge schade die hun zware wapens aan de vijand toebrachten.

In 1213, bij een schermutseling kreeg de hertog de gelegenheid deze kruisboogschutters op ’t schild te verheffen en ze voldoende als trouwe vazallen te kunnen gebruiken.

Een Vlaamse ruitersbende had een herberg  (Het Cattenhuys) waar een trouwfeest plaatsvond overvallen. De getrouwden en verwanten verdedigden zich met hand en tand en de ter hulp snellende kruisboogschutters stelden prompt de aanvallers buiten gevecht.
De Hertog prees met veel luister het koene optreden van zijn kruisboogschutters en gaf hun het recht een burgerlijke corporatie op te richten naast de militaire. Deze burgerlijke corporatie had haar zetel op de Nedermarckt in het Broodhuys en de wapenoefeningen vonden plaats in de Hondegracht, naast het Godshuis Terarken (Gelegen onderaan de Villa Hermosastraat, langs de Isabellastraat). Het schuttershof van de Hondengracht bleef bestaan tot de Franse bezetting van 1794.

In 1301 is het Hertog Jan II die zijn kruisboogschutters prees ; hij had ze nodig om de Mechelaars te overtuigen dat Brabant het ware luilekkerland was. En op 2 april 1304, schonk de Hertog aan deGrote Gilde een stuk grond op de Zavel, door eenvoudig weg de kloosterzusters van het St Jans Godshuis te onteigenen. In 1314 verkrijgt de Grote Gilde van de toenmalige Hertog Jan III dat haar rechten, zouden geëerbiedigd worden zelfs buiten de muren van de stad en de Gilde van het Zwaanbroeck bij het St Laurentius Godshuis moest, een einde stellen aan haar oefeningen met de kruisboog, althans onder deze naam.
Eigenaar van een Godshuis, van een kapel en weldra van een kerk word de Grote Gilde ook een religieuze genootschap en in de Hoedanigheid van Militaire Gilde, Burgerlijke Corporatie en Religieuze genootschap werd zij nog machtiger.

In 1346 wordt het beeld va,n O.L.V. op ’t Stocksken plechtig in het koor van de Zavelkerk geplaatst, ingevolge zo zegt de legende aan de belofte gedaan door de schutterskoning van het jaar (maar dit is een andere geschiedenis).
De glans en de faam van de Grote Gilde kenden een hoogtepunt in 1615, wanneer na zovele Prinsen en Hoge Heren de Infante Isabella de koningspapegaai neerhaalde. De Ommegang van dat jaar, Zavel-Nedermarckt en terug was de grootste en sierlijkste die ooit door de straten van Brussel trok.

Het was werkelijk een orgelpunt : vuurwapens traden meer en meer op hetvoorplan, maar als gilde bleven de kruisboogschutters bestaan. Zij leverde een wapenfeit in 1789 tijdens de Brabantse Omwenteling toen ze in feite de kern vormde van de burgereenheden die de Oostenrijkse garnizoenen van Brussel op de vlucht dreven.
Een van de eerste maatregelen van de Franse bezetter in1794 was het buiten de wet stellen van de “Gildes Sement en Jurande” en het verkopen van hun bezittingen. Het is pas in 1818 dat er opnieuw sprake is van een georganiseerde kruisboogmaatschappij. Deze gilde telt nog enige namen die voorkwamen op de lijsten van 1789.

Deze maatschappij “Robin des Bois” genaamd, werd in 1842 tot Koninklijke Maatschappij uitgeroepen (2de in het land na de Grande Harmonie) en veranderd haar naam in Kruisboogschutters Maatschappij van Mgr. Prins Filip. Uiteindelijk op 30 oktober 1853 krijgt zij de toelating van Z.M. Leopold I, opnieuw de oude naam van de Grote Gilde van O.L.V. aan de Zavel aan te nemen.

Alhoewel gesteund door vorst en Adel, zal de Grote Gilde het niet altijd gemakkelijk hebben. De moderne stedebouw maakt het steeds moeilijker om een geschikt lokaal te vinden. En de Kruisboogschutters van de Grote Gilde wilden perse burgers van Brussel blijven.

Zij verhuisden van de Plattesteen naar O.L.V. van Gratiestraat en vandaar naar de Visitandinenstraat, waar ze 80 jaar bleven in een mooie tuin achter de Kapel van de Brigittinen, waar duizenden bezoekers een onvervalste Brusselse sfeer terugvonden, waar Belgen en buitenlanders genoten ofwel bewondering toonden voor de Gildezaal die daar te aanschouwen was.

Toen kwamen bulldozer en miljoenencement en nu heeft de Grote Gilde onderdak gevonden in een oude parochieschool, Ruisbroeckstraat 65, aan de Zavel natuurlijk.

In de schaduw van haar roem
Met even veel moed als toen


Charles Declercq

President van
de Koninklijke en Nobele Aloude Grote Gilde des Kruisboogschutters van Onze-Lieve-Vrouw aan de Zavel
(1976, 50 jarig jubileum van de Nationale Federatie der Balboogschutters van België)